Eén van de hier meer populaire gerechten is vissoep. Op allerhande manieren, want da's het handige aan dit soort gerechten. Een echt recept heb je er niet voor nodig. Deze soep is ooit ontstaan als een overschotgerecht en dat zorgt ervoor dat je met vissoep (wat niet noodzakelijk hetzelfde is als waterzooi of bouillabaise) kan doen wat je wil. 't Enige wat er moet inzitten is water, groenten en uiteraard vis! Ik ga meestal als volgt te werk.
Eerst maak ik een bouillon van garnalenafval. Wij eten graag ongepelde grijze garnalen en bewaren dan steeds de schalen en de koppekes. Die vriezen we in en halen deze bij dit soort gelegenheden weer boven. Veel hoeft er niet in zo'n bouillon, de smaak van het garnalenafval is zo hevig dat andere smaakmakers niet in grote hoeveelheden in de pan moeten. Deze keer deed ik er een rode ajuin, wat selder, enkele laurierblaadjes en peper en zout bij. Een half uur sudderen en laat het dan maar aan de kant staan. Hoe vroeger je dit maakt, hoe beter. Zo kunnen de smaken nog meer in het water trekken.
Tussendoor neem ik uiteraard even de tijd om een heeerlijk cappuccino te drinken. :-)
Wanneer het dan tijd is om de soep te maken (en dat hoeft slechts een uur voor etenstijd), start ik met de groenten. Deze keer werd het prei, witte ajuin, kervel en selder (vooral de blaadjes). Eerst wat stoven en daarna water erbij hé. Je zou er al kruiden kunnen bijdoen, maar dat doe ik liever op 't einde.
Ondertussen kan je bv. rode en gele paprika in repen snijden. Da's uiteraard voor de smaak, maar evenzeer voor de kleur. Let wel op dat je deze niet te dun snijdt. Grove stukken om zoveel mogelijk smaak in de paprika te houden. Je gooit die ook pas in de soep naar 't einde van de kooktijd toe, zodat de buitenkant van de paprika lekker zacht is, maar de binnenkant nog knapperig.
Eens de groene groenten bijna gaar zijn, kan je er de eerste vis bijdoen. Witte koolvis vliegt er eerst in, omdat ik vind dat deze helemaal los mag koken, zodat de vis over heel de soep zit. Ondertussen had ik ook al de bouillon die eerder getrokken had er bij gedaan. Uiteraard nadat deze gezeefd werd.
Zalm vliegt er ook in, en deze laat ik ook in grotere stukken zodat deze niet helemaal uiteen valt.
Ondertussen maak ik de rouille die straks mee op tafel gaat. Wat heb je daar voor nodig? Een eigeel, look, mosterd, (maïs)olie, wit broodkruim (of zoals hier panko) en paprika. Ik doe er meestal geen zout bij omdat de vis het (zee)zout in de soep brengt of peper omdat de paprika de rouille al stevig genoeg maakt.
Het bereiden van de rouille is eigenlijk poepsimpel. Je gooit het eigeel, de mosterd en de panko bijeen, en je begint met een vork of een garde te kloppen. Beetje bij beetje doe je er de olie bij en je blijft stevig verderkloppen. Je maakt eigenlijk een mayonnaise. Wanneer je vindt dat je genoeg volume hebt doe je er de geperste look en de paprika bij. Nog een beetje olie om alles goed smeuïg te maken en dan proeven hé! Als de smaak ok is, dan blijf je er af, anders doe je er nog wat look of paprika of mosterd bij, alles naargelang je eigen smaak! (voor wie hier niet mee vertrouwd is: rouille eet je op -liefst lichtgeroosterd- brood of gewoon regelrecht in de soep)
Als laatste gooide ik deze keer nog wat mosselen in de soep. Die mosselen hadden we over van een mosselmaaltijd eerder die week, en dan volstaat het om ze uit hun schelp te halen en in te vriezen. Op het gepaste moment gaan ze dan uit de diepvries en in de soep. Dit is ook het moment om te proeven of er nog iets bijmoet. Peper? Zout? Tijm? Je bekijkt het maar en doet ermee wat je wil!
De soep werk ik af met grijze garnalen (zoveel ge maar wilt!) en tijgergarnalen (of gamba's of iets anders groot en schoon en uit de zee). Serveer de soep met (stok)brood of toost, of met niets! Smakelijk!